Uit NRC, 24 juli 2012
Er is toekomst voor warenhuizen in ons land, maar dan moeten ze zich wel profileren als een sterk paraplumerk. Dat meldt Huib Lubbers van Retail Management Center in de weekendeditie van NRC Handelsblad.
Het zijn volgens Lubbers niet de merken die een klant naar binnen trekken, maar de winkel zelf. “De merken kennen ze al, maar de winkel moet ook ergens voor staan. Deze moet onder meer goed personeel hebben en een goede webwinkel.” Volgens Lubbers zijn het niet alleen moeilijke tijden voor Metz & Co, dat onlangs is verhuisd naar een kleiner pand, maar ook voor Maison de Bonneterie. “Als zij de identiteit te veel aan de merken blijft ophangen, gaan ze het niet redden.”
Ook winkelplanoloog en Locatus-oprichter Baptiste Brayé voorziet een andere rol voor warenhuizen. “Tot voor kort waren Metz & Co, de Bijenkorf en Maison de Bonneterie de ankers van een winkelgebied. Als je in een stad een warenhuis zag, wist je dat je op de plek was waar het gebeurde.” Deze functie is volgens Brayé nu overgenomen door grote ketens als H&M.
Volgens Maison de Bonneterie-directeur Willem Koster voegt ‘zijn’ warenhuis wel degelijk iets toe. “Bij de flagshipstores gaat het om het neerzetten van een merk. Bij de warenhuizen verkopen ze de producten waar de klanten om vragen. En nergens kun je zo’n verscheidenheid laten zien als in een warenhuis.” Wel merkt hij erbij op dat Maison de Bonneterie meer persoonlijkheid nodig heeft. “We zijn wel erg op veilig gegaan.”
De Bijenkorf trekt de aandacht van klanten door te zorgen dat er voor hen steeds iets bijzonders te beleven valt, meent marketingdirecteur Robert Bohemen. “Er zijn schrijversoptredens, modeshows. En het nieuwe mannenparfum van Viktor & Rolf was in Nederland de eerste drie maanden exclusief bij ons te koop.”
Metz & Co-ceo Gerad Koolbergen gaat ‘zorgen dat er weer een reden is om hier te komen’. “Met bijzondere spullen van nieuwe creatieve merken die nog niet overal te vinden zijn moet Metz & Co weer een unieke plek worden zónder shop-in-shop.”